Fiscale tips: Belonen
Loonstaat wijzigt door invoering uniform loonbegrip
Per 1 januari 2013 worden de grondslagen voor het berekenen van het loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (ZVW) gelijk, het zogenoemde uniforme loonbegrip. Dit heeft gevolgen voor de bijtelling privégebruik auto van de zaak, de levensloopregeling en de vergoeding van de ZVW-bijdrage. Let op: er blijven nog twee uitzonderingen bestaan op het uniforme loonbegrip:
- loon uit vroegere dienstbetrekking, zoals pensioen en VUT-uitkeringen, is loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de ZVW, maar dit is geen loon voor de werknemersverzekeringen;
- eindheffingsloon is geen loon voor de werknemersverzekeringen en ZVW. Dit kan anders zijn bij een naheffingsaanslag loonbelasting.
Door de invoering van het uniforme loonbegrip wijzigt per 1 januari 2013 de loonstaat.
Afschaffing franchise ww-Awf leidt tot hogere werkgeverspremie
Let op: per 1 januari 2013 verdwijnt de franchise (in 2012: € 17.229) voor de berekening van de af te dragen ww-premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Hierdoor gaat u als werkgever premie betalen over het volledige premieloon, tot het vastgestelde maximum (per 1 januari 2013: € 50.853). Naar aanleiding van de afschaffing van de franchise is de premie wel verlaagd van 4,55% in 2012 naar 1,70% in 2013, maar de verwachting is dat het afschaffen van de franchise ondanks de premieverlaging toch leidt tot hogere lasten voor werkgevers. Het werknemersdeel van de premie ww-Awf was al sinds 2009 0%.
Gevolgen uniform loonbegrip voor pensioenopbouw
De invoering van het uniforme loonbegrip kan gevolgen hebben voor de opbouw van het pensioen, als het pensioengevend loon is gekoppeld aan het loon voor werknemersverzekeringen en voor de werknemer bijvoorbeeld een bijtelling voor de auto van de zaak geldt. Vanaf 2013 telt die bijtelling namelijk mee voor het loon van de werknemersverzekeringen. Het is dus zaak om de pensioenregelingen goed te screenen en zo nodig passende maatregelen te nemen. Pensioenopbouw over het privégebruik van de auto van de zaak is echter niet mogelijk op grond van de bestaande fiscale regels.
Invoering tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden
Gepensioneerden die jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd en bij wie de bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) wordt ingehouden, krijgen vanaf 2013 tijdelijk een speciale heffingskorting. Dit is een compensatie van de nadelige effecten voor deze groep van de invoering van het uniforme loonbegrip. De maximale heffingskorting bedraagt € 182 in 2013, € 121 in 2014 en € 61 in 2015. U moet als werkgever in de aangifte loonheffingen aangeven of recht bestaat op deze tijdelijke heffingskorting. De werknemer of uitkeringsgerechtigde moet schriftelijk aan u opgeven dat u de tijdelijke heffingskorting voor hem mag toepassen en dit verzoek moet u in de loonadministratie bewaren.
De tijdelijke heffingskorting mag maar door één werkgever worden toegepast. Als de werknemer in dat geval niet de volledige heffingskorting kan benutten, wordt het restant verrekend in de inkomstenbelasting, voor zover de vroeggepensioneerde nog andere inkomsten heeft.
Verplichte vergoeding voor ZVW-bijdrage afgeschaft
Vanaf 1 januari 2013 betalen de meeste werknemers geen bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) meer en vervalt de verplichte vergoeding van die bijdrage. Daarvoor in de plaats komt de werkgeversheffing ZVW. U betaalt als werkgever een bepaald percentage (per 1 januari 2013: 7,75%) over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de werknemer tot een bepaald maximum bijdrageloon (per 1 januari 2013: € 50.853). De bijdrage ZVW verdwijnt niet helemaal. Er verandert niets voor werknemers en uitkeringsgerechtigden aan wie u in 2012 de ZVW-bijdrage niet verplicht hoefde te vergoeden, zoals gepensioneerden en dga’s die niet verplicht zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De ZVW-bijdrage wordt dan gewoon ingehouden op het nettoloon.
Verhoging AOW-gerechtigde leeftijd met 1 maand
Per 1 januari 2013 bedraagt de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar plus 1 maand. Hierdoor duren de verzekerings- en premieplicht voor de werknemersverzekeringen een maand langer, evenals de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (ZVW) die per 1 januari 2013 de ZVW-bijdrage in de meeste gevallen vervangt. Blijft de werknemer werken nadat de AOW-uitkering is ingegaan, dan moet u de werkgeversheffing ZVW betalen tot het einde van de dienstbetrekking.
Hogere premiekorting voor in dienst nemen oudere werknemer
Er zijn verschillende wijzigingen in de premiekortingen per 1 januari 2013. De premiekorting voor het in dienst hebben van werknemers van 62 jaar en ouder vervalt. De overgangsregeling voor de premievrijstelling van oudere werknemers blijft bestaan en kan in 2013 worden toegepast, zolang de werknemer nog geen 62 jaar is. De premiekorting voor het in dienst nemen van oudere werknemers gaat omhoog van € 6.500 naar € 7.000 per jaar bij een werkweek van minstens 36 uur. Ook de premiekortingen voor arbeidsgehandicapte werknemers stijgen. Dit maakt het voor u als werkgever aantrekkelijker om een oudere aan te trekken en een gehandicapte werknemer in dienst te hebben.
Houdt u er rekening mee dat de premiekorting voor arbeidsgehandicapte werknemers en de premiekorting voor het in dienst nemen van oudere werknemers vanaf 2013 niet meer tegelijkertijd mogen worden toegepast. In dat geval heeft de premiekorting voor arbeidsgehandicapte werknemers voorrang
.
Aanscherping CO2-uitstootgrenzen voor bijtelling auto van de zaak
Houdt u er rekening mee dat de CO2-uitstootgrenzen voor de bijtelling voor het privégebruik van de door u ter beschikking gestelde (bestel)auto van de zaak vanaf 2013 opnieuw worden aangescherpt. De bijtelling bedraagt 0%, 14%, 20% of 25% van de catalogusprijs.
Let op: er geldt een overgangsregeling naar aanleiding van de vorige aanscherping van de CO2-grenzen per 1 juli 2012. Daarbij is vooral de datum van de eerste tenaamstelling van de auto van belang. Is dat vóór 1 juli 2012, dan blijft de (lagere) bijtelling gelden, mits de bestuurder of de eigenaar van de auto hetzelfde blijft. Dateert de eerste tenaamstelling van 1 juli 2012 of later, dan duurt de (lagere) bijtelling nog 60 maanden voort, te beginnen op de eerste van de maand die volgt op de datum van de eerste tenaamstelling. Er gelden wel enkele uitzonderingen op deze regels.
Eigen bijdrage auto van de zaak verlaagt bijtelling
Als de werknemer een duurdere auto wil rijden, kunt u als werkgever verlangen dat de werknemer een (hogere) eigen bijdrage betaalt. Deze bijdrage kan in beginsel in mindering worden gebracht op de bijtelling voor het privégebruik van de auto, maar dan moet u wel schriftelijk verklaren dat de duurdere auto zakelijk gezien niet nodig is. Met andere woorden: de bijdrage moet betrekking hebben op het privégebruik van de auto van de zaak. Dit moet goed vastliggen in de administratie.
Verschillende regelingen om bijtelling voor bestelauto te voorkomen
Voor bestelauto’s bestaan diverse regelingen die ervoor zorgen dat geen bijtelling in aanmerking hoeft te worden genomen. Hiervoor gelden voor u als werkgever en soms ook voor de werknemer verschillende voorwaarden. Neem de volgende voorwaarden in acht.
- Maximaal 500 privékilometers: in dat geval geldt een vereenvoudigde rittenadministratie voor bestelauto’s. Zo hoeft de werknemer niet alle informatie per rit vast te leggen, als die informatie maar uit uw administratie blijkt (bijvoorbeeld de bezochte zakelijke adressen). U moet zo’n vereenvoudigde rittenadministratie wel schriftelijk zijn overeengekomen met uw werknemer(s), en ook dat geen privégebruik van de bestelauto tijdens werk- en lunchtijd is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie beschikbaar heeft.
- Een ’verklaring uitsluitend zakelijk gebruik’: u moet deze verklaring samen met de werknemer bij de Belastingdienst aanvragen. Hiermee wordt aangegeven dat de bestelauto uitsluitend voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt. Er mag dan geen enkele kilometer privé worden gereden, zodat een rittenregistratie niet nodig is vanaf het moment dat de inspecteur heeft aangegeven dat hij de verklaring heeft ontvangen.
- De bestelauto is nagenoeg uitsluitend geschikt voor het vervoer van goederen: het is aan te raden om met de Belastingdienst te overleggen of een bepaalde bestelauto onder deze categorie valt.
- Doorlopend afwisselend gebruik door verschillende bestuurders: u bent als werkgever in dat geval wel € 300 per jaar aan loonbelasting verschuldigd.
- Schriftelijk verbod op privégebruik of verbod om bestelauto mee naar huis te nemen: U dient de naleving van dit verbod te controleren en administreren, bijvoorbeeld door de auto’s avonds op het bedrijfsterrein te laten stallen met inlevering van de sleutels. De vastlegging van het verbod moet bij de loonadministratie worden bewaard. Tevens moet u een passende sanctie opleggen als het verbod wordt overtreden.
Let op: inleg in levensloopregeling is geen SV-loon meer
Vanaf 2013 is de inleg voor de levensloopregeling geen loon meer voor de werknemersverzekeringen en wordt dit dus gelijkgetrokken met de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (ZVW). De inleg van de werknemer is dan aftrekbaar voor alle loonheffingen en de werkgeversbijdrage is geen loon. Hetzelfde geldt voor opname van het levenslooptegoed. Dit betekent in sommige gevallen dubbele heffing: over de inleg waren vóór 2013 ook premies werknemersverzekeringen verschuldigd, terwijl bij een opname op of na 1 januari 2013 weer premies werknemersverzekeringen moeten worden betaald (behalve voor werknemers die op die datum 61 jaar of ouder zijn). Voor deze dubbele heffing geldt geen overgangsregeling.
Opnamen levensloop in 2013
De levensloopregeling wordt vanaf 1 januari 2012 alleen opengehouden voor deelnemers die op 31 december 2011 minimaal € 3.000 (inclusief rendement) op hun levensloopregeling hadden staan. Van 2013 tot en met 31 december 2021 is het opgebouwde tegoed voor hen vrij besteedbaar. Wordt in 2013 alles opgenomen, dan wordt tot het bedrag van de waarde van de aanspraak op 31 december 2011, 80% daarvan belast en wordt het meerdere volledig belast. Voor werknemers die op 31 december 2011 minder dan € 3.000 levenslooptegoed hadden, wordt de waarde begin 2013 in aanmerking genomen als loon uit tegenwoordige arbeid. Ook in dit geval wordt tot het bedrag van de waarde van de aanspraak op 31 december 2011, 80% van die waarde belast en wordt alleen het meerdere volledig belast.
Consumpties op het werk
U mag als werkgever gratis consumpties verstrekken aan de werknemer. Doet u dat niet, dan kunt u er ook voor kiezen om een vrije vergoeding te geven van € 0,55 per dag. De vergoeding is ook toegestaan als thuis wordt gewerkt en dat geldt ook voor de directeur-grootaandeelhouder.
Bij toepassing van de werkkostenregeling is een vergoeding in geld voor consumpties echter niet vrijgesteld.
Afstempelmogelijkheid voor dga met pensioen in eigen beheer
Een B.V. mag voor haar directeur-grootaandeelhouder (dga) een pensioen in eigen beheer vormen, maar dan moet de dga wel een belang van 10% of meer hebben in zijn werkgever/de B.V.. Sinds 1 oktober 2012 gelden er nieuwe regels voor B.V.’s en is het ook mogelijk om stemrechtloze aandelen uit te geven. Dit kan consequenties hebben voor het pensioen in eigen beheer, omdat u als dga vanaf die datum ook voor minimaal 10% zeggenschap moet hebben in de B.V. die uw pensioen toezegt. Gaat u daarom na of u hieraan nog voldoet. Verder krijgt u als dga per 1 januari 2013 de mogelijkheid om het pensioen eenmalig op de pensioendatum belastingvrij af te stempelen. Er moet dan sprake zijn van onderdekking. Dit houdt in dat de waarde van de activa minder dan 75% van de fiscale waarde van de pensioenverplichting is. Zo’n afstempeling wordt niet gezien als een belaste afkoop door de dga. De winst die door de verlaging van de pensioenaanspraak vrijvalt, is bij de B.V. wel belast voor de vennootschapsbelasting. Dit is uiteraard te verrekenen met eventuele compensabele verliezen. Bij wijze van overgangsmaatregel is dit tot 1 januari 2015 ook toegestaan voor op 1 januari 2013 reeds ingegane pensioenen.
Er is een overgangsmaatregel getroffen voor op 1 januari 2013 al ingegane pensioenen. Hierdoor is het mogelijk een AOW-gat tussen de 65-jarige leeftijd en de latere AOW-ingangsdatum op te vullen met tijdelijk hogere pensioenuitkeringen gevolgd door een lager pensioen over de resterende uitkeringsperiode.
Gevolgen voor pensioen bij dividenduitkering door ‘flex-B.V.’
Sinds 1 oktober 2012 bestaat er geen minimum kapitaaleis van € 18.000 meer voor B.V.’s. Dit betekent dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) bijvoorbeeld (een deel van) dit bedrag als dividend aan zichzelf kan laten uitkeren. Dit kan echter gevolgen hebben voor in eigen beheer opgebouwd pensioen. De Belastingdienst stelt zich namelijk op het standpunt dat sprake is van afkoop als een B.V. door een dividenduitkering niet meer kan voldoen aan haar pensioenverplichting. Dit kan zelfs nog jaren later consequenties hebben. De Belastingdienst houdt voor de omvang van de pensioenverplichting overigens de commerciële waardering aan en niet de fiscale.
De Hoge Raad heeft al vóór de invoering van de flex-B.V. beslist dat een opname uit een pensioen-B.V. afkoop kan zijn, waardoor de volledige pensioenaanspraak wordt belast.
30%-regeling
Per 1 januari 2012 is de 30%-regeling aangepast en gelden strengere voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze regeling. Er gelden onder meer salarisnormen om de specifieke deskundigheid aan te tonen, de 30%-regeling wordt nog maar voor acht jaar toegekend en de regeling is niet meer van toepassing op aangeworven werknemers die binnen 150 km van de Nederlandse grens woonden.
Geschenkenregeling loonbelasting
Een werkgever die de werkkostenregeling nog niet toepast, kan zijn werknemers tot een bedrag van € 70 een geschenk geven, waarop dan een eindheffing van toepassing is van 20%. Is de waarde van het geschenk hoger dan € 70, dan kunt u gebruikmaken van de kleine verstrekkingenregeling, mits het totaal op jaarbasis niet hoger is dan € 272 en het per verstrekking niet meer is dan € 136. Hierover moet de werkgever het tabeltarief als eindheffing toepassen. De geschenkenregeling is niet van toepassing op een contante betaling.
Eenmalige crisisheffing van 16% voor salaris van meer dan € 150.000
In 2013 krijgen werkgevers eenmalig te maken met een eindheffing van 16% over het loon van een werknemer dat in 2012 meer bedroeg dan € 150.000. Het gaat dan om loon uit tegenwoordige arbeid, inclusief eenmalige betalingen zoals bonussen, en ook het loon dat is genoten van een verbonden vennootschap telt mee. De werknemer wordt geacht het loon op 31 maart 2013 te hebben genoten. Dit houdt in dat de eindheffing in de aangifte over april 2013 moet worden verwerkt. Wellicht loont het om bijvoorbeeld de bonus over 2012 pas in 2013 uit te betalen waardoor het loon niet uitkomt boven € 150.000.
Aanpassingen in S&O-afdrachtvermindering
Werkgevers die werknemers in dienst hebben, die zich bezighouden met speur- en ontwikkelingswerk (S&O) kunnen in aanmerking komen voor de S&O-afdrachtvermindering (ook wel bekend als de WBSO). Per 1 januari 2013 wordt de eerste schijf verlengd van € 110.000 naar € 200.000 maar het tarief gaat wel naar beneden van 42% naar 38%. Het starterstarief daalt in 2013 van 60% naar 50%. Het tarief in de tweede schijf (dus boven € 200.000) is 14% en verandert niet in 2013. Het plafond blijft net als in voorgaande jaren € 14 mln. Let op: er komt een meldingsplicht voor S&O-inhoudingsplichtigen die minder S&O-uren realiseren dan was opgegeven, ook wanneer de afwijking minder dan 10% bedraagt.
Laatste jaar afdrachtvermindering onderwijs
Uit de tweede nota van wijziging bij het Belastingplan 2013 blijkt dat de afdrachtvermindering onderwijs met ingang van 1 januari 2014 vervalt. U kunt daarom alleen nog in 2012 en 2013 voor deze korting in aanmerking komen. Wel worden de bedragen verlaagd.